Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

met de hand gemaakt

 

Clothilde

De Vleeschauwer

  Clothilde De Vleeschauwer

‘Met de hand gemaakt’ is een gezegde dat men gebruikt voor kwaliteitsvolle producten die ambachtelijk vervaardigd zijn. Het leuke aan die uitdrukking is dat men die af en toe gebruikt voor mannen die uitzonderlijke eigenschappen hebben. Van vrouwen zegt men niet dikwijls dat ze met de hand gemaakt zijn.
Na mijn interview met Clothilde De Vleeschauwer moest ik mijn mening serieus herzien. Als je haar verhaal leest, merk je dat er ook vrouwen zijn die met de hand gemaakt zijn!

Roots  
Clothilde is geboren even voor Kerstmis in het jaar 1936, de 22ste december om juist te zijn. Ja, zegt ze, in de boerderij juist voorbij de kerk van Avermaat, die er toen nog niet stond. Het was een heel moeilijke bevalling want ik lag met mijn voeten op mijn schouders. Ze dachten eerst dat ik gebrekkig geweest zou zijn, maar de achterwoarasse, Manske van den Dijk, moest mij helemaal inpakken met windels en zo is het toch in orde gekomen.
Mijn vader was Petrus De Vleeschauwer. Die was van Avermaat en kwam uit een gezin van zeven kinderen.
 

Zijn moeder was vroeg gestorven en zijn vader is dan hertrouwd met een non die uit het klooster gezet was omdat ze een kind van de hovenier had, lacht Clothilde. Mijn moeder kwam uit Oudegem en zij heette Louisa De Dycker. Ik was kind alleen. Of dat nu door die moeilijke bevalling kwam of dat het een andere reden had, dat weet ik niet, zegt Clothilde.

Mijn vader is dertien maanden gemobiliseerd geweest en toen hij eind mei 1940 terug thuiskwam, dacht mijn moeder dat er een schooier op den hof kwam, maar ik riep onmiddellijk: ’t is mijn vou!

 
Clothilde als meisje van 12, na de bevrijding want op het bord staat leve de geallieerden
School  
Ik ben begonnen op de universiteit van Avermaat, lacht Clothilde. In ’t kleuterke zat ik bij juffrouw Cordule en juffrouw Bertha De Smedt heeft me leren lezen en schrijven in het eerste en tweede leerjaar. In 1943 heb ik mijn eerste communie gedaan. Met juffrouw Bertha gingen we te voet naar de kerk en we moesten luidop bidden tot op Veldeken. Mijn moeder had krullen in mijn haar gelegd maar door de mist waren die eruit gegaan. Mijn tante Margriet had een krultang en zo had ik nieuwe krullen maar mijn hoofd was verbrand door die warme tang.
Daarna moest ik naar de Kouter, want hogere klassen waren er niet in Avermaat. De Kouter, dat betekende iedere morgen en iedere avond een half uur stappen, soms door het veld, soms langs de Langestraat want ik moest tweemaal per week twee liter melk gaan leveren bij de gezusters Van Kerckhove op de Markt. In het derde studiejaar zat ik bij Ernestine Van Kerckhove, dat vond ik maar een vieze, maar in het vierde had ik Hermine Van Driessche als juffrouw en daar zat ik heel graag bij. In het vijfde was het Anna Pannekoek, dan was het zuster Marie-Justine en in het zevende en achtste studiejaar zat ik bij Marie-Louise Wittockx.
 

In 1948 deed ze haar plechtige communie. Dat was wat, herinnert Clothilde zich. Zeven weken lang moesten we iedere morgen naar de mis als voorbereiding. Op de dag zelf moesten we om half zeven ’s morgens naar de mis en de plechtige communie was om 10 uur in de hoogmis. Na de middag waren er nog de vespers en het lof, pas daarna konden we wat feesten thuis. Het eigenlijke vormsel was pas enkele weken later.

Ik ging graag naar school, maar vooral om te spelen, lacht Clothilde, want leren dat was niet echt aan mij besteed. Als ik thuis kwam van school was het altijd werken. Mijn ouders vonden altijd wel iets om mij in gang te houden: stoofhout kappen, de koeien opjagen, in de rapen krabben, de vuile bladeren van de bieten trekken… Na het achtste studiejaar hebben mijn ouders nog even overwogen om me naar een huishoudschool in Zaffelare te sturen, maar iemand had mijn moeder wijsgemaakt dat ik na die school niet meer zou willen boeren en dus werd dat plan afgevoerd. Ik was nog geen veertien toen ’t school uit was voor mij. Ze konden me thuis op den hof goed gebruiken.

Clothilde en haar moeder aan het melken in de wei
 
Clothilde op een boerenpaard
Boeren  
Ook al was ik kind alleen, ik was allesbehalve een bedorven stront, gaat Clothilde verder, mijn vader had geen compassie met mij. Ik moest alles doen wat mannen deden: mest laden en openspreiden, ploegen, eggen, zaaien…
Ik had geen schrik van ons paard en werkte er graag mee. We hadden in het begin acht koeien en later hebben we dat uitgebreid tot zo’n 20 melkbeesten. Er is eens een jaar geweest dat wij, samen met een boer van Durmen, de meeste melk geleverd hadden in de melkerij. Alhoewel ik niet graag molk. In het begin was het met de hand, maar later hebben we dan een melkmachine gekocht.
 

In de zomer moesten we altijd naar de wei gaan melken want we hadden geen weiden die aan ons hof paalden. Naast die runderen hebben we altijd varkens gehad. We hadden niet zoveel akkers, het meeste waren weiden en in de winter kocht mijn vader pulp om onze beesten bij te voederen.

Mijn hele jeugd was ik een slechte eter, maar eens ik thuis bleef van school, kon ik serieus wat verzetten. Dat buitenwerk deed me goed. Boeren dat lag me wel, bekent Clothilde.

trouwfoto van Clothilde en Renee  

De liefde
In mijn jeugd was er weinig tijd voor ontspanning. Ik ging zoals veel meisjes in die tijd naar de congregatie op zondagnamiddag en het lof en de vespers waren in de prijs inbegrepen. Maar voor de rest speelde heel mijn leven zich af op onze boerderij of in ’t veld.

In oktober 1955 was het kermis in Zele. Ik ging samen met mijn nicht Paula dansen in zaal Nova in de Kloosterstraat. Daar heb ik mijn man, René Van de Sompel, leren kennen. René was van Kalken, bijna op de grens met Beervelde en was een boerenzoon. De week daarna stond hij aan ons deur, maar mijn vader zei dat het nog wat te vroeg was. Ik was net geen 19, zegt Clothilde, maar twee weken later stond hij er weer. Ge hebt me niet gezegd hoeveel het te vroeg was, antwoordde hij mijn vader toen deze vroeg wat hij kwam doen. We hebben een dikke twee jaar verkeerd. Verkeren was een groot woord, voegt Clothilde er aan toe, want wij zagen elkaar enkel op zondagnamiddag en als het thuis zijn beurt was om te voederen of te melken kwam hij pas ’s avonds. In 1958 zijn we dan getrouwd.

Eerst hebben we twee jaar hier in Avermaat geboerd. In januari 1960 is onze dochter Marie-Louise dan geboren. Even later kwam er een boerderij vrij in Beervelde en zijn we naar daar getrokken. De grootte van de boerderij kwam zo wat overeen met deze in Zele, maar ze was beter gelegen en had meer hofland. In 1963 wilde mijn man wat varkens ringen. Een onstuimig beest kwam tegen zijn been terecht en het was gebroken. Hij had veel pijn en we vroegen de dokter erbij. René werd naar de kliniek in Wetteren gebracht en daar oordeelden de dokters dat ze best het been opereerden nadat de zwelling weg was. En dat gebeurde. Mijn man werd geopereerd, maar daarna ging het echt bergaf, hij ging iedere dag achteruit en de tiende dag is hij gestorven. De ware toedracht heb ik nooit geweten, zucht Clothilde.

Daar zat ik dan, nog geen 27 jaar met een kind van drie jaar. We waren wel verzekerd, maar de dokter schreef een verkeerd briefje en ik trok niets. Lang zijn we niet meer in Beervelde gebleven. Ik besloot om terug bij mijn ouders te gaan wonen.

Boerin
Mijn vader was eigenlijk al een beetje aan het uitbollen, maar toen ik terug kwam, heeft hij het bedrijf terug wat vergroot en samen hebben we dan verder geboerd. Ik zat daar niet mee in want ik heb dat altijd graag gedaan. Moest ons Marie-Louise een jongen geweest zijn, dan had ik voortgeboerd. De boerderij heeft nooit op mijn naam gestaan want ik trok een weduwepensioen. In 1969 begon mijn vader te sukkelen. Door een trombose moest zijn onderbeen geamputeerd worden en ook kreeg hij last met zijn longen. Hij is een hele tijd opgenomen in een zorgcentrum in Lemberge om te revalideren.
Ik stond er alleen voor. Dat was niet simpel. Twee keer per week gingen we vader bezoeken, op woensdag en zondag. Hij kreeg een kunstbeen en werken was er niet meer bij. Ik heb toen nog twee jaar geboerd tot mijn vader 65 was en met pensioen kon gaan in 1971.

Bejaardenhelpster
In 1970 zei iemand me dat ik toch niet heel mijn leven kon blijven boeren en ze gaf me de raad om een cursus bejaardenhelper te volgen in Dendermonde. Ik heb naar die raad geluisterd, volgde de cursus, deed stage in het rusthuis en ook bij mensen aan huis, legde mijn examens af en een jaar later kon ik aan de slag. Omdat ik nog een pensioen trok, werkte ik slechts halftijds. We verkochten thuis onze koeien en varkens, we hielden enkel nog één koe met twee kalveren, want er gaat niets boven vlees dat je zelf gekweekt hebt. Als ik nu vlees koop, mis ik die lekkere smaak. Ze jagen de beesten veel te veel op vandaag, zegt Clothilde.

  Clothilde aan het werk met haar paard op het veld
bejaardenhulp  

Twee of drie dagen ging ik aan huis bij oude mensen om te helpen in het huishouden: koken, kuisen, wassen en plassen… en ik deed dat graag. Nu is de hulp beperkt tot twee uurtjes per dag, ik ging in mijn tijd een hele dag bij mensen en dat schept een band. Het liefst ging ik bij boerenmensen, dan kon ik wat klappen over de boerenstiel.

Ik heb dat 23 jaar lang gedaan tot mijn moeder in 1994 op haar 87ste begon te sukkelen en om haar te kunnen verzorgen ben ik thuisgebleven.

 
 
Clothilde 79 jaar aan het spitten  

Hobbyboerin
Naast mijn job als bejaardenhelpster bleef ik hobbyboer, vervolgt Clothilde. Voor het werk op den akker mocht ik dan het paard van Frans Merckx (uit café ’t Keizershof) gebruiken en toen die stopte, kon ik beschikken over een tractor om het werk te doen. Dat ging allemaal goed, alleen met een kar achteruitrijden is me nooit gelukt. Een keer heb ik me met tractor en kar vastgereden en Georges Ongena is me toen moeten komen lostrekken. Op mijn 65ste ben ik gestopt met boeren.

Ik had graag nog wat langer beesten gehouden, maar mijn schoonzoon is niet van boerenafkomst en heeft dus ook geen hart voor de boerenstiel. Spijtig maar het is nu eenmaal zo.
Ik heb altijd veel hulp gehad van mensen van Avermaat. Raymond De Meuleneir is me dikwijls komen helpen om bijvoorbeeld koeien te verzetten naar een andere weide of zo.
  Clothilde aan het werk op wei bij het knotten van de wilgen

Sinds ik met pensioen ben verwarm ik niet meer met kolen maar met hout. Dat hout komt van de wilgentronken op mijn weiden. Jarenlang deed ik dat samen met Jules Van Wiele. Hij zaagde en ik hakte de kleine takjes eraf. Het hout verdeelden we onder elkaar en Jules kreeg ook nog de bussels klein hout die hij kon verkopen. Toen Jules overleed, heeft Raymond Herwege dit overgenomen.

Voor de rest heb ik mijn tuin nog. Ik heb een passie voor bloemen, zegt Clothilde.

  Ieder jaar zaai ik verschillende soorten bloemen zodat ik wat kleur heb in mijne hof. En ook al word ik er tachtig, ik heb nog altijd een vrij grote groentehof. Iedere lente, als het weer wat beter wordt, krijg ik ‘uuksel’ om er aan te beginnen. Ieder jaar bind ik de strijd aan met mijn buren om als eerste patatten te hebben. In mijn tuin vind je de meest frequente groentes en al zeg ik het zelf, ik ben ieder jaar fier op mijn oogst. ’t Is meestal veel te veel en ik deel meer uit dan ik zelf opeet. Maar, voegt ze er aan toe, mijn groentehof wordt ieder jaar kleiner, ik wil het nog kunnen bolwerken.
Clothilde met haar dochter Marie Louise, schoonzoon Luc en kleinkinderen Michael en Karolien  

Terugblik
Haar dochter Marie-Louise woont recht tegenover haar. Ze is getrouwd met Luc Kint en samen hebben ze twee kinderen: Michaël en Carolien. Dat zijn mijn twee oogappels, bekent Clothilde. Toen ons Carolien geboren is, hadden we een viergeslacht, zegt ze met enige fierheid. Mijn twee kleinkinderen konden allebei goed leren en Michaël is zelfs al afgestudeerd. Ik mocht mee naar de diploma-uitreiking en dat vond ik een hele gebeurtenis.

’t Is plezant dat ze hierover wonen. Ons Marie-Louise springt iedere dag eens binnen als ze van school komt. Ze blijft wel geen uren, maar maakt wel tijd voor een babbelke.

Je was 26 jaar toen je man stierf. Heb je er nooit aan gedacht om te hertrouwen. Nee, antwoordt Clothilde resoluut. Ik heb nochtans occasie genoeg gehad, maar ik wou dat niet en ik heb zelf mijn plan getrokken, ik ben er niet meer aan begonnen.

En hobby’s? Zolang ik werkte, had ik meer dan mijn handen vol: mijn werk, mijn huishouden, mijn beestjes, mijn groensel… Veel tijd bleef er dan niet meer over. Met mijn nicht Paula De Vleeschauwer had ik een sterke band. Wij waren twee handen op één buik, om het zo te zeggen. Jarenlang trokken we op zondagnamiddag eropuit en dat was plezant. Jammer genoeg is Paula voor een jaar of tien plotseling gestorven, maar ik heb nog wel een paar andere vriendinnen waar ik ’s zondags eens mee aanga. Toen ik op pensioen was, ben ik ook een aantal keren op reis geweest naar Lourdes en naar Spanje. Ik ben ook lid van Okra-Zele-centrum en geregeld ga ik naar de feesten die ze organiseren.

En eind van ’t jaar word ik tachtig. Ik vind dat een moeilijke nummer. Dan heb je niet veel meer te goed, hé, zegt Clothilde. Maar ik ben content lijk ik het gehad heb. Ik mankeer niets, allez toch niet veel. Soms voel ik mijne rug en ik voel dat ik niet meer zoveel macht heb als vroeger. Maar ik ga niet klagen, iedereen die oud wordt heeft wel iets. Ik heb in mijn leven nijg gewerkt, maar dat is niet erg als je dat graag doet en ik deed dat graag! Vorige week heb ik nog drie dagen hout gekapt in de Gadammen. Ik kan weer verder met mijn hout.

Voor ik vertrek geeft Clothilde me nog twee zakjes zaad: zonnebloemen en pompoenen.

Buiten neem ik nog een foto van haar met haar stallen in de achtergrond. Een stenen verleden dat in alle stilte de souvenirs torst van het rijke boerenleven van weleer.

Bedankt, Clothilde voor je verhaal en hopelijk brandt je stoof nog lang!

Mark De Block
02-IX-2016

 

Clothilde met haar lievelingsnicht Paula De Vleeschauwer

Clothilde met haar nicht Paula De Vleeschauwer


© Mark De Block

Thuiskomen